Uitvoering
Beleid, evaluatie en
monitoring
In hoofdstuk één legden wij al uit dat de Omgevingsvisie een instrument is volgens de Omgevingswet. Dat betekent dat de visie aan een aantal technische vereisten moet voldoen. In dit hoofdstuk gaan wij daar dieper op in.
De beleidscyclus
De Omgevingswet gaat uit van een dynamisch systeem van plannen maken. Geen vastomlijnde plannen meer voor een vaste tijd, zoals we gewend waren. De cyclus start met de kaders en ambities in een Omgevingsvisie. Deze werken door in programma’s en in het Omgevingsplan en uiteindelijk in de vergunningverlening. Door te evalueren, beantwoorden we de vraag of doelen en ambities zijn gehaald. Waar nodig of gewenst, herzien we de visie om te kunnen bijsturen of aan te passen aan dan actuele vragen.
De snelheid waarmee de cyclus draait is afhankelijk van de snelheid van de ontwikkelingen of de bestuurlijke visie op de ontwikkelingen. Er zijn geen voorgeschreven termijnen. In de volgende paragraaf geven we aan hoe wij de monitoring en evaluatie zien.
Monitoring en evaluatie
Er zit geen einddatum aan de Omgevingsvisie. De cyclische insteek van de Omgevingswet vraagt om tussentijds evaluatie en monitoring. De eerste evaluatie en (eventuele) update van de Omgevingsvisie vindt plaats in 2023. Daarna zal de visie eens per vier jaar worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.
Samenhang tussen Omgevingsvisie, Programma’s en Omgevingsplan
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie is nieuw. Het is één van de instrumenten uit de Omgevingswet. Deze nieuwe wet treedt op 1 juli 2022 in werking. Alle gemeenten in Nederland voor 1 januari 2024 een Omgevingsvisie hebben vastgesteld. De Omgevingsvisie wordt vastgesteld door de gemeenteraad.
De Omgevingsvisie is een visie op hoofdlijnen voor de héle gemeente. De visie gaat over onze woon- en leefomgeving en de mensen die daarin samenleven, werken, ondernemen en verblijven. Het gaat bijvoorbeeld over woningen, bedrijven, wegen, water, bodem en lucht. Maar ook landschap, natuur en cultureel erfgoed vallen eronder. In de Omgevingsvisie beschrijven we ook hoe we onze samenleving veilig en gezond houden, nu en in de toekomst. In de visie staat wat wij als gemeente en als samenleving belangrijk vinden om te behouden, te versterken en te ontwikkelen.
In de Omgevingsvisie geven we aan hoe we hier samen mee aan de slag kunnen. De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen en ruimte voor eigen initiatief. Daarom geven we aan wat de gemeente doet, maar ook wat inwoners, ondernemers, organisaties en andere partijen in de samenleving kunnen doen.
Programma's
In deze Omgevingsvisie leest u over onze ambities. Om ambities om te zetten in tastbare resultaten gebruiken we na invoering van de Omgevingswet het instrument ‘Programma’. Het Programma is (net zoals de Omgevingsvisie), een instrument voor beleidsontwikkeling. De Omgevingsvisie is echter één integraal, samenhangend strategisch plan over de fysieke leefomgeving. Het Programma kan worden gezien als een concrete uitwerking van de Omgevingsvisie. In een Programma geven we concreet aan hoe we een bepaald doel willen bereiken en waarmee dat wordt gemeten. Programma’s zijn dus niet integraal en kunnen speciaal voor een (deel)gebied of een bepaald (milieu)thema worden gemaakt.
Het ligt voor de hand dat we als vervolg op deze Omgevingsvisie een of meerdere Programma’s zullen opstellen. Op termijn willen we al ons sectorale beleid ‘Omgevingswet-proof’ maken. Dat doen we:
- door de strategische componenten uit het sectorale beleid te verwerken in de Omgevingsvisie;
- en de uitvoeringsaspecten uit het sectorale beleid onder te brengen in Programma’s.
Omgevingsplan
Het Omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan. In het Omgevingsplan leggen we de bestaande situatie en de bestaande waarden vast. In het Omgevingsplan geven we regels voor bijvoorbeeld wat u mag bouwen. Ook vindt u in het Omgevingsplan regels over het gebruik van gronden en gebouwen. We zorgen dat het Omgevingsplan een uitwerking is van deze Omgevingsvisie.
Het Omgevingsplan is er nog niet. Als de Omgevingswet ingaat, worden de bestaande bestemmingsplannen samengevoegd en omgedoopt tot het ‘tijdelijke gemeentelijke Omgevingsplan’. De gemeente heeft daarna tot 2029 om een Omgevingsplan te maken dat aan alle eisen voldoet.
Als de Omgevingswet is ingevoerd, gaan we op een andere manier plannen maken dan we daarvoor deden. Voorheen werkten we met aparte bestemmingsplannen en structuurvisies voor gebieden, met een einddatum. Waarna nieuwe ambities en plannen voor een los gebied werden geformuleerd. Nu denken en werken we vanuit één Omgevingsvisie voor het hele gebied, welke sturing en richting geeft voor alle specifieke omgevingsplannen. We gaan denken en werken in een beleidscyclus. Deze cyclus staat nooit stil. Daardoor kunnen we onze plannen steeds aanpassen aan actuele vragen. Hieronder hebben we een plaatje opgenomen van de beleidscyclus. De beleidscyclus start met de Omgevingsvisie. De cyclus start namelijk bij ambities en wensen. Die vertalen we in programma’s, in het Omgevingsplan en uiteindelijk in de vergunningverlening.
Juridische aspecten
Hoe gaan we om met ons milieu?
We zorgen voor het milieu en voorkomen vervuiling. Als het om milieu gaat heeft Nederland in de Europese Unie afspraken gemaakt die altijd en voor alle gemeenten gelden. Dit zijn afspraken over de manier waarop we zorgen voor ons milieu. Er zijn vier regels. Deze regels worden de vier milieubeginselen genoemd. De Omgevingsvisie gaat uit van de vier beginselen:
- Het voorzorgsbeginsel. Dit betekent dat we activiteiten voorkomen waarvan we verwachten dat ze negatief zijn voor het milieu.
- Het beginsel van preventief handelen. We proberen milieuvervuiling zoveel mogelijk te voorkomen. Dit betekent dat we vooraf maatregelen nemen om een negatief gevolg van een activiteit te voorkomen. Denk aan de inzet van de beste technieken zodat er geen luchtvervuiling ontstaat.
- Het beginsel van bestrijding aan de bron. Dit betekent dat we bij een negatief gevolg als eerste kijken of er iets bij of in de directe omgeving van de activiteit zelf kan worden veranderd zodat dit negatieve gevolg wordt voorkomen. Bijvoorbeeld door vuile lucht af te vangen of door geluiddempende maatregelen toe te passen.
- Het beginsel de vervuiler betaalt. Dit betekent dat degene die de activiteit uitvoert ook moet betalen voor het voorkomen van negatieve gevolgen. Dat zijn bijvoorbeeld maatregelen bij de ontvanger, of het opruimen van vervuiling.
Milieuonderzoek
Er is voor deze Omgevingsvisie geen milieueffectrapportage gemaakt. Deze visie zet namelijk in principe het bestaande beleid voort. Er worden geen nieuwe locaties voor ruimtelijke ontwikkelingen aangewezen, die het doorlopen van een m.e.r.-procedure nodig maken. Er zijn ook geen aanwijsbare ‘m.e.r.-(beoordelings-)plichtige besluiten opgenomen.
De Omgevingsvisie geeft een kader voor nieuwe ontwikkelingen. Wat er precies op welke plaats mogelijk is, vraagt nadere studie en uitwerking. De kernopgaven uit deze Omgevingsvisie zijn nog abstract. Daardoor zijn de milieueffecten daarvan niet goed in te schatten.
Wanneer heeft de gemeente voorrang bij de aankoop van gronden?
De gemeente kan een voorkeursrecht vestigen op gronden van anderen. Dat betekent dat de gemeente deze grond als eerste mag aankopen, als de grond te koop komt. Hiermee kan de gemeente ervoor zorgen dat bepaalde gronden een functie krijgen die de gemeente voor ogen heeft. Het gaat hierbij om niet-agrarische functies, bijvoorbeeld woningbouw of een zonnepark.
Als de gemeente een voorkeursrecht wil vestigen, dan blijkt de beoogde nieuwe functie uit de Omgevingsvisie of een Programma of uit het Omgevingsplan, maar dat hoeft niet. Op dit moment heeft de gemeente voorkeursrechten gevestigd op percelen aan de noord- en westzijde van de kern Dalfsen.
Hoe gaat de gemeente om met kosten?
Wij vinden het belangrijk dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan zaken die voor het algemeen belang zijn. Bijvoorbeeld de aanleg van een rondweg of de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Op grond van de Omgevingswet kan de gemeente in een Omgevingsvisie categorieën ruimtelijke ontwikkelingen aanwijzen waaraan een financiële bijdrage gevraagd wordt bij initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen. In een Programma en het Omgevingsplan wordt uitgewerkt hoe en wanneer de financiële bijdrage wordt gevraagd.
Hoe gaan wij om met kosten bij ontwikkelingen en financiële bijdragen. De gemeente is verplicht om kosten voor werkzaamheden of maatregelen waar initiatiefnemers voordeel van hebben bij die initiatiefnemers in rekening te brengen. Dit geldt onder de Wet ruimtelijke ordening maar straks ook onder de Omgevingswet.
Als de gemeente eigenaar is van grond waarop wordt gebouwd is dat makkelijk. De gemeente berekent de gemaakte kosten door in de verkoopprijs van de kavels. Als de gemeente geen eigenaar is van de grond kan zij vooraf (anterieur) een overeenkomst met de eigenaar/ initiatiefnemer sluiten. In deze overeenkomst staat welke kosten in rekening worden gebracht. Daarnaast kunnen ook andere afspraken met de initiatiefnemer worden gemaakt over bijvoorbeeld parkeerplaatsen, waterberging, etc. Als het niet mogelijk is om vooraf afspraken te maken moet de gemeente op een andere manier kosten verhalen. Dit kan in het omgevingsplan (de vervanger van het bestemmingsplan) of in een omgevingsvergunning.
Naast het hiervoor genoemde verplicht verhalen van kosten zijn er in de Omgevingswet ook mogelijkheden om een financiële bijdrage te vragen bij ontwikkelingen in een gebied dat niet het te ontwikkelen gebied zelf is (artikel 13.22 van de Omgevingswet). Het gaat hier om bijdragen aan bijvoorbeeld de aanleg van een park of een weg, waar toekomstige gebruikers van het te ontwikkelen gebied ook voordeel van hebben.
Het vragen van een financiële bijdrage kan via een vooraf af te sluiten contract. Onder de Wet ruimtelijke ordening werd dit een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen genoemd.
Het vragen van een financiële bijdrage is mogelijk als er een functionele samenhang is tussen de activiteit en het doel waarvoor een financiële bijdrage wordt gevraagd. Bijkomende voorwaarde is dat de financiële bijdrage is geregeld in een Omgevingsvisie of een programma onder de Omgevingswet.
Uitvoering
Beleid, evaluatie en
monitoring
De beleidscyclus
In hoofdstuk één legden wij al uit dat de Omgevingsvisie een instrument is volgens de Omgevingswet. Dat betekent dat de visie aan een aantal technische vereisten moet voldoen. In dit hoofdstuk gaan wij daar dieper op in.
De Omgevingswet gaat uit van een dynamisch systeem van plannen maken. Geen vastomlijnde plannen meer voor een vaste tijd, zoals we gewend waren. De cyclus start met de kaders en ambities in een Omgevingsvisie. Deze werken door in programma’s en in het Omgevingsplan en uiteindelijk in de vergunningverlening. Door te evalueren, beantwoorden we de vraag of doelen en ambities zijn gehaald. Waar nodig of gewenst, herzien we de visie om te kunnen bijsturen of aan te passen aan dan actuele vragen.
De snelheid waarmee de cyclus draait is afhankelijk van de snelheid van de ontwikkelingen of de bestuurlijke visie op de ontwikkelingen. Er zijn geen voorgeschreven termijnen. In de volgende paragraaf geven we aan hoe wij de monitoring en evaluatie zien.
Monitoring en evaluatie
Er zit geen einddatum aan de Omgevingsvisie. De cyclische insteek van de Omgevingswet vraagt om tussentijds evaluatie en monitoring. De eerste evaluatie en (eventuele) update van de Omgevingsvisie vindt plaats in 2023. Daarna zal de visie eens per vier jaar worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.
Samenhang tussen Omgevingsvisie, Programma’s en Omgevingsplan
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie is nieuw. Het is één van de instrumenten uit de Omgevingswet. Deze nieuwe wet treedt op 1 juli 2022 in werking. Alle gemeenten in Nederland voor 1 januari 2024 een Omgevingsvisie hebben vastgesteld. De Omgevingsvisie wordt vastgesteld door de gemeenteraad.
De Omgevingsvisie is een visie op hoofdlijnen voor de héle gemeente. De visie gaat over onze woon- en leefomgeving en de mensen die daarin samenleven, werken, ondernemen en verblijven. Het gaat bijvoorbeeld over woningen, bedrijven, wegen, water, bodem en lucht. Maar ook landschap, natuur en cultureel erfgoed vallen eronder. In de Omgevingsvisie beschrijven we ook hoe we onze samenleving veilig en gezond houden, nu en in de toekomst. In de visie staat wat wij als gemeente en als samenleving belangrijk vinden om te behouden, te versterken en te ontwikkelen.
In de Omgevingsvisie geven we aan hoe we hier samen mee aan de slag kunnen. De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen en ruimte voor eigen initiatief. Daarom geven we aan wat de gemeente doet, maar ook wat inwoners, ondernemers, organisaties en andere partijen in de samenleving kunnen doen.
Programma's
In deze Omgevingsvisie leest u over onze ambities. Om ambities om te zetten in tastbare resultaten gebruiken we na invoering van de Omgevingswet het instrument ‘Programma’. Het Programma is (net zoals de Omgevingsvisie), een instrument voor beleidsontwikkeling. De Omgevingsvisie is echter één integraal, samenhangend strategisch plan over de fysieke leefomgeving. Het Programma kan worden gezien als een concrete uitwerking van de Omgevingsvisie. In een Programma geven we concreet aan hoe we een bepaald doel willen bereiken en waarmee dat wordt gemeten. Programma’s zijn dus niet integraal en kunnen speciaal voor een (deel)gebied of een bepaald (milieu)thema worden gemaakt.
Het ligt voor de hand dat we als vervolg op deze Omgevingsvisie een of meerdere Programma’s zullen opstellen. Op termijn willen we al ons sectorale beleid ‘Omgevingswet-proof’ maken. Dat doen we:
- door de strategische componenten uit het sectorale beleid te verwerken in de Omgevingsvisie;
- en de uitvoeringsaspecten uit het sectorale beleid onder te brengen in Programma’s.
Omgevingsplan
Het Omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan. In het Omgevingsplan leggen we de bestaande situatie en de bestaande waarden vast. In het Omgevingsplan geven we regels voor bijvoorbeeld wat u mag bouwen. Ook vindt u in het Omgevingsplan regels over het gebruik van gronden en gebouwen. We zorgen dat het Omgevingsplan een uitwerking is van deze Omgevingsvisie.
Het Omgevingsplan is er nog niet. Als de Omgevingswet ingaat, worden de bestaande bestemmingsplannen samengevoegd en omgedoopt tot het ‘tijdelijke gemeentelijke Omgevingsplan’. De gemeente heeft daarna tot 2029 om een Omgevingsplan te maken dat aan alle eisen voldoet.
Als de Omgevingswet is ingevoerd, gaan we op een andere manier plannen maken dan we daarvoor deden. Voorheen werkten we met aparte bestemmingsplannen en structuurvisies voor gebieden, met een einddatum. Waarna nieuwe ambities en plannen voor een los gebied werden geformuleerd. Nu denken en werken we vanuit één Omgevingsvisie voor het hele gebied, welke sturing en richting geeft voor alle specifieke omgevingsplannen. We gaan denken en werken in een beleidscyclus. Deze cyclus staat nooit stil. Daardoor kunnen we onze plannen steeds aanpassen aan actuele vragen. Hieronder hebben we een plaatje opgenomen van de beleidscyclus. De beleidscyclus start met de Omgevingsvisie. De cyclus start namelijk bij ambities en wensen. Die vertalen we in programma’s, in het Omgevingsplan en uiteindelijk in de vergunningverlening.
Juridische aspecten
Hoe gaan we om met ons milieu?
We zorgen voor het milieu en voorkomen vervuiling. Als het om milieu gaat heeft Nederland in de Europese Unie afspraken gemaakt die altijd en voor alle gemeenten gelden. Dit zijn afspraken over de manier waarop we zorgen voor ons milieu. Er zijn vier regels. Deze regels worden de vier milieubeginselen genoemd. De Omgevingsvisie gaat uit van de vier beginselen:
- Het voorzorgsbeginsel. Dit betekent dat we activiteiten voorkomen waarvan we verwachten dat ze negatief zijn voor het milieu.
- Het beginsel van preventief handelen. We proberen milieuvervuiling zoveel mogelijk te voorkomen. Dit betekent dat we vooraf maatregelen nemen om een negatief gevolg van een activiteit te voorkomen. Denk aan de inzet van de beste technieken zodat er geen luchtvervuiling ontstaat.
- Het beginsel van bestrijding aan de bron. Dit betekent dat we bij een negatief gevolg als eerste kijken of er iets bij of in de directe omgeving van de activiteit zelf kan worden veranderd zodat dit negatieve gevolg wordt voorkomen. Bijvoorbeeld door vuile lucht af te vangen of door geluiddempende maatregelen toe te passen.
- Het beginsel de vervuiler betaalt. Dit betekent dat degene die de activiteit uitvoert ook moet betalen voor het voorkomen van negatieve gevolgen. Dat zijn bijvoorbeeld maatregelen bij de ontvanger, of het opruimen van vervuiling.
Milieuonderzoek
Er is voor deze Omgevingsvisie geen milieueffectrapportage gemaakt. Deze visie zet namelijk in principe het bestaande beleid voort. Er worden geen nieuwe locaties voor ruimtelijke ontwikkelingen aangewezen, die het doorlopen van een m.e.r.-procedure nodig maken. Er zijn ook geen aanwijsbare ‘m.e.r.-(beoordelings-)plichtige besluiten opgenomen.
De Omgevingsvisie geeft een kader voor nieuwe ontwikkelingen. Wat er precies op welke plaats mogelijk is, vraagt nadere studie en uitwerking. De kernopgaven uit deze Omgevingsvisie zijn nog abstract. Daardoor zijn de milieueffecten daarvan niet goed in te schatten.
Wanneer heeft de gemeente voorrang bij de aankoop van gronden?
De gemeente kan een voorkeursrecht vestigen op gronden van anderen. Dat betekent dat de gemeente deze grond als eerste mag aankopen, als de grond te koop komt. Hiermee kan de gemeente ervoor zorgen dat bepaalde gronden een functie krijgen die de gemeente voor ogen heeft. Het gaat hierbij om niet-agrarische functies, bijvoorbeeld woningbouw of een zonnepark.
Als de gemeente een voorkeursrecht wil vestigen, dan blijkt de beoogde nieuwe functie uit de Omgevingsvisie of een Programma of uit het Omgevingsplan, maar dat hoeft niet. Op dit moment heeft de gemeente voorkeursrechten gevestigd op percelen aan de noord- en westzijde van de kern Dalfsen.
Hoe gaat de gemeente om met kosten?
Wij vinden het belangrijk dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan zaken die voor het algemeen belang zijn. Bijvoorbeeld de aanleg van een rondweg of de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Op grond van de Omgevingswet kan de gemeente in een Omgevingsvisie categorieën ruimtelijke ontwikkelingen aanwijzen waaraan een financiële bijdrage gevraagd wordt bij initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen. In een Programma en het Omgevingsplan wordt uitgewerkt hoe en wanneer de financiële bijdrage wordt gevraagd.
Hoe gaan wij om met kosten bij ontwikkelingen en financiële bijdragen. De gemeente is verplicht om kosten voor werkzaamheden of maatregelen waar initiatiefnemers voordeel van hebben bij die initiatiefnemers in rekening te brengen. Dit geldt onder de Wet ruimtelijke ordening maar straks ook onder de Omgevingswet.
Als de gemeente eigenaar is van grond waarop wordt gebouwd is dat makkelijk. De gemeente berekent de gemaakte kosten door in de verkoopprijs van de kavels. Als de gemeente geen eigenaar is van de grond kan zij vooraf (anterieur) een overeenkomst met de eigenaar/ initiatiefnemer sluiten. In deze overeenkomst staat welke kosten in rekening worden gebracht. Daarnaast kunnen ook andere afspraken met de initiatiefnemer worden gemaakt over bijvoorbeeld parkeerplaatsen, waterberging, etc. Als het niet mogelijk is om vooraf afspraken te maken moet de gemeente op een andere manier kosten verhalen. Dit kan in het omgevingsplan (de vervanger van het bestemmingsplan) of in een omgevingsvergunning.
Naast het hiervoor genoemde verplicht verhalen van kosten zijn er in de Omgevingswet ook mogelijkheden om een financiële bijdrage te vragen bij ontwikkelingen in een gebied dat niet het te ontwikkelen gebied zelf is (artikel 13.22 van de Omgevingswet). Het gaat hier om bijdragen aan bijvoorbeeld de aanleg van een park of een weg, waar toekomstige gebruikers van het te ontwikkelen gebied ook voordeel van hebben.
Het vragen van een financiële bijdrage kan via een vooraf af te sluiten contract. Onder de Wet ruimtelijke ordening werd dit een bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen genoemd.
Het vragen van een financiële bijdrage is mogelijk als er een functionele samenhang is tussen de activiteit en het doel waarvoor een financiële bijdrage wordt gevraagd. Bijkomende voorwaarde is dat de financiële bijdrage is geregeld in een Omgevingsvisie of een programma onder de Omgevingswet.